Meer (belangstelling voor) strips in bibliotheken

door Herman Roozen

Leesplezier haalde en haal ik veelal uit de bibliotheek. Dus toen ik werd uitgeroepen tot Stripmaker des Vaderlands was mijn eerste speerpunt snel gekozen: meer strips en meer belangstelling voor strips in bibliotheken. De meest concrete bijdrage die ik tot nu toe daaraan geleverd heb is dat ik mijn eigen strips (Eefenement, Rembrandt, De Ruyter, Uuterwaerdt) overhandigd heb aan de bibliotheek in mijn woonplaats Coevorden. Die worden opgenomen in hun systeem, dus staan binnenkort in de stripboekenbak. Dat is de kortste route.

Van auteur naar bibliotheek

Meestal nemen stripboeken een langere route. NBD Biblion speelt daarin een belangrijke rol. De meeste uitgevers van stripboeken sturen er twee exemplaren heen. Eentje wordt gebruikt om een titelbeschrijving van te maken, de ander gaat naar een recensent. Per week stuurt NBD Biblion ongeveer 300 recensies (fictie, non-fictie, informatief, DVD’s, noem maar op) naar bibliotheken in heel Nederland, die ze gebruiken om nieuw materiaal te bestellen. Dat loopt ook weer via NBD Biblion. Die maken alle bestellingen uitleenklaar, zodat de bibliotheek zelf er uiteindelijk alleen maar een stempel in hoeft te zetten, bij wijze van spreken.

Een greep uit de stripboekenbak in Coevorden.

Niet alle uitgevers sturen hun boeken op. NDB Biblion heeft een eigen afdeling die oplet of er niks gemist is. Anderzijds worden niet alle opgestuurde boeken aangenomen, vertelde mij een uitgever. De meeste bibliotheken houden daarnaast zelf de (lokale) pers in de gaten en schaffen op basis daarvan boeken aan. Zo werd mijn boek ‘Broertje’ bijvoorbeeld aangeschaft door de bibliotheek van Arnhem na een bericht in De Gelderlander. En zoals gezegd: je eigen boeken naar de bibliotheek brengen werkt ook.

Van bibliotheek naar lezer

Over het algemeen staan stripboeken rechtop in bakken in de buurt van de afdeling jeugd. Net als de prentenboeken. Stripboeken voor volwassenen – graphic novels – op auteur tussen de leesboeken. Vanwege hun afmeting komen ze nog wel eens plat op een tafel terecht. Dat is niet verkeerd, want zo vallen ze meer op. Stripliefhebbers weten de strips wel te vinden, maar je wilt ook de nietsvermoedende snuffelaar overtuigen. Hoe doe je dat?

Voor meer informatie over hoe een bibliotheek de strips meer aandacht en liefde kan geven verwijs ik naar het uitstekende artikel van Sigge Stegeman op de website de 9e kunst: “Hoe strips voor volwassenen in de Arnhemse bibliotheek een succes werden.” Zijn conclusies: “Om te beginnen blijkt het wel degelijk mogelijk te zijn om mensen geïnteresseerd te krijgen in stripboeken en een succesvolle stripcollectie te onderhouden in een bibliotheek. De tweede is dat het bewerkstelligen van een verbetering niet het gevolg is van een of twee ingrepen, maar van een aantal ingrepen die elkaar versterken.”

En: “Maar de belangrijkste is dat je iemand nodig hebt binnen de organisatie die interesse toont en bereid is zich ervoor in te spannen. Zonder een minimum aan enthousiasme en toewijding is het onbegonnen werk.” Het artikel kan gelezen worden als een handleiding voor enthousiaste bibliotheekmedewerkers. Resultaten zijn onder andere een stijging van uitleningen van 60%.

De bibliotheek in het Forum in Groningen heeft een aparte afdeling strips voor volwassenen.

Over cijfers had ik het ook in de toespraak tijdens de uitroeping: “Volgend jaar ga ik eerst maar eens wat feiten en cijfers opvragen, en dan kijken we van daaruit verder.” Met cijfers zijn bibliotheken niet scheutig. Ik mag ze soms zien, maar niet altijd openbaar maken. Dat begrijp ik wel. Strips zijn niet altijd even makkelijk als zelfstandig onderdeel uit een database te trekken. Je moet wel weten hoe het één en ander geregistreerd staat voordat je naar conclusies kunt zoeken.

Bibliotheken zijn zorgvuldig en nauwkeurig, dat kan ik alleen maar toejuichen, al heb ik er nu een beetje last van. Ik hoop toch linksom of rechtsom eerdaags een fraaie tabel te kunnen presenteren waarin het aantal stripboeken en uitleningen daarvan in bibliotheken in Nederland in de afgelopen 5 jaar te zien is. Ongetwijfeld met de nodige voetnoten.

Van bibliotheek naar auteur

Naast dat het fijn is dat er veel strips in de bibliotheek staan, levert het de auteur ook gewoon geld op per uitlening. Uitleengegevens van bibliotheken worden per titel ingezameld door LIRA. De LIRA keert vervolgens leenrechtgelden uit. De uitkering is afhankelijk van de boekenprijs. In 2019 is het eerste album van De Ruyter 400 keer uitgeleend, wat mij een bedrag van 25,83 euro opgeleverd heeft. (Bij benadering is de formule: bedrag = auteursaandeel * aantal uitleningen * boekenprijs * 0,0072.) Je kunt auteurs dus niet alleen steunen door hun boeken te kopen, maar ook door hun boeken te lenen. Dat is geen grote, maar wel een langlopende bron van inkomsten. Voor menig auteur is dit een dertiende maand.

Conclusie

Mijn voorlopige conclusie is dat over dit onderwerp het laatste woord nog niet gezegd of geschreven is. Als ik flauw wil doen kan ik zeggen dat mijn doel al gehaald is: er liggen meer strips in de bibliotheek dan voorheen. Met name in Coevorden. Maar zo gemakkelijk kom ik er niet vanaf. Ik ben ontzettend blij met de bewezen succesvolle aanpak die Sigge Stegeman beschreven heeft. Die zou ik iedere bibliotheekmedewerker in Nederland wel onder de neus willen leggen.

Als auteur kun je in eerste instantie niet veel meer doen dan een goed stripboek maken en zorgen dat het opgemerkt wordt. Dat is recentelijk Aimeé de Jongh goed gelukt. Haar Dagen van Zand is in elke krant en op de buis besproken. Binnenkort zal het wel in de bibliotheek liggen en kan ik het eindelijk gaan lezen.